Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2248

Datum uitspraak2007-05-30
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers840186 DX EXPL 07-23
Statusgepubliceerd


Indicatie

Effectenlease, artikel 1:88 BW.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Rolnummer: 840186 DX EXPL 07-23 Vonnis van: 30 mei 2007 F.no.: 582 Vonnis van de kantonrechter I n z a k e 1. [eiser1], 2. [eiser2], beiden wonende te [woonplaats] eisers in conventie, verweerders in reconventie, nader te noemen res[eiser2]elijk [eiser1] en [eiser2] en gezamenlijk [eisers]., gemachtigde: mr. J.C. van den Doel, t e g e n de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, nader te noemen Dexia, gemachtigde: mr. E.C. Oosterbaan. VERLOOP VAN DE PROCEDURE De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 16 januari 2007, met producties, inhoudende de vordering van [eisers].; - de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Dexia met producties. Bij tussenvonnis van 28 maart 2007 is een comparitie van partijen bepaald, die op 10 mei 2007 is gehouden. Verschenen zijn [eisers]. en Dexia met haar gemachtigde en vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger Dexia]. Door [eisers]. is een origineel afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie overgelegd en door Dexia een procesvolmacht. Partijen hebben inlichtingen verstrekt waarbij [eisers]. hun eis hebben verminderd. Bij akte van 23 mei 2007 hebben [eisers]. vervolgens een opt-out verklaring overgelegd. Daarna is vonnis bepaald op heden. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen. 1.2. Op 22 december 2000 heeft [eiser1] een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. De overeenkomst draagt de naam “Profit Effect Maandbetaling” en is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 14.884,34 waarvan € 8.239,20 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom van de geleasde effecten, aandelen AHOLD, ING, Koninklijke Olie en Unilever, bedraagt € 6.645,14 (hierna te noemen de hoofdsom). De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 10 jaar, met het recht van [eiser1] om de overeenkomst tussentijds te beëindigen. Van de hoofdsom diende f. 100,00 op of omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant zou worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten. 1.3. Op 23 januari 2001 heeft [eiser1] een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. De overeenkomst draagt de naam “Profit Effect Maandbetaling” en is aangegaan onder nummer [nummer]. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 9.925,94 waarvan € 5.494,80 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom van de geleasde effecten, aandelen D-Telekom, KPN, Nokia en Philips, bedraagt € 4.431,14 (hierna te noemen de hoofdsom). De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 10 jaar, met het recht van [eiser1] om de overeenkomst tussentijds te beëindigen. Van de hoofdsom diende f. 100,00 op of omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant zou worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten. 1.4. Op de overeenkomsten zijn de Bijzondere voorwaarden Effecten Lease van toepassing. 1.5. Spaar Select B.V. heeft aan [eiser1] beleggingsadviezen gegeven terzake de genoemde effectenlease-producten. 1.6. [eiser2] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten. 1.7. [eisers]. waren ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten met elkaar gehuwd. 1.8. Bij brief van 19 september 2003 heeft [eiser2] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd en Dexia gesommeerd binnen veertien dagen de door [eisers]. betaalde termijnen terug te storten. Bij brief van 25 september 2003 heeft Dexia op deze brief gereageerd. 1.9. Op 15 augustus 2005 heeft Dexia ter zake van beide overeenkomsten een eindafrekening opgesteld, volgens welke [eiser1] nog in totaal € 9.457,84 is verschuldigd. 2. Vordering in conventie [eisers]. vorderen, thans na vermindering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: - te verklaren voor recht dat de bovengenoemde lease-overeenkomsten rechtsgeldig bij de onder 1.8. bedoelde brief buitengerechtelijk zijn vernietigd; - Dexia te veroordelen tot terugbetaling van de betaalde bedragen ad € 5.532,14, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2003; - Dexia te veroordelen tot betaling van de buiten buitengerechtelijke incassokosten van € 833,00; - veroordeling van Dexia in de kosten van het geding. 3. Standpunten [eisers]. 3.1. Volgens [eisers]. dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 BW. 3.2. [eisers]. stellen dat de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van toestemming van [eiser2] als bedoeld in artikel 1:88 BW. Volgens [eisers]. zijn de lease-overeenkomsten tijdig vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan. 4. Standpunten Dexia 4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eisers]. en voert – kort gezegd- aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als koop op afbetaling en dat [eiser2] geen beroep toekomt op de artt. 1:88 en 1:89 BW. Voorts stelt Dexia dat toestemming ook anders dan schriftelijk kan worden gegeven en verzoekt dan ook te worden toegelaten tot het bewijs dat op andere wijze de toestemming is verleend. 4.2. Voorts betwist Dexia dat zij vanaf 19 september 2003 wettelijke rente verschuldigd zou zijn. Dexia meent dat eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van verzuim, dat zij niet ingebreke is gesteld en dat zij derhalve eerst vanaf datum dagvaarding wettelijke rente is verschuldigd. 4.3. Tenslotte betwist Dexia dat buitengerechtelijke incasso-activiteiten hebben plaatsgevonden. 4.4. Dexia doet een beroep op artikel 6:278 BW. 5. Vordering Dexia in reconventie 5.1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [eiser1] te veroordelen tot betaling van € 9.457,84, zijnde het onder 1.8. genoemde eindafrekeningen resterende saldo, vermeerderd met de contractuele rente ad 1,03% althans de wettelijke rente stellende dat [eiser1] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de “Profit Effect Maandbetaling-overeenkomsten”. 6. Standpunt [eisers]. in reconventie 6.1. Onder verwijzing naar onder meer het in conventie ingenomen standpunt, menen [eisers]. niets aan Dexia verschuldigd te zijn. 7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie 7.1. De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt aangegeven. Geoordeeld wordt als volgt. Huurkoop 7.2. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoen de overeenkomsten aan de definitie van huurkoop in art. 7A:1576h BW, hebben althans dezelfde strekking. De onderhavige lease-overeenkomsten worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721), welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de hare maakt. Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten (als de onderhavige). De afnemer (in het onderhavige geval [eiser1]) heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Hierbij is niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en evenmin welke omvang zij hebben. Toepasselijkheid, toestemming, en gevolgen van art. 1:88 BW 7.3. De vraag of artikel 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is op effectenlease-overeenkomsten als de onderhavige is bevestigend beantwoord in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9721). De overwegingen in dat arrest worden hier overgenomen. Behoudens andere specifieke omstandigheden bestaat geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten zoals die van de onderhavige effecten. 7.4. Vervolgens is de vraag aan de orde of [eiser2] van de overeenkomsten moet hebben geweten en of hij (op grond daarvan) geacht moet worden al dan niet impliciet zijn toestemming te hebben gegeven. Artikel 1:88 lid 3 BW houdt in dat de echtgenoot schriftelijk toestemming moet verlenen, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de echtgenoot derhalve schriftelijk toestemming te geven voor de overeenkomsten (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rechtsoverweging 2.12.3). Bij het ontbreken van een schriftelijke toestemming heeft de echtgenoot (lees: [eiser2]) de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rechtsoverweging 2.12.3). 7.5. Vaststaat dat [eiser2] geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de lease-overeenkomsten door [eiser1]. Dexia heeft geen beroep gedaan op eventuele verjaring van het beroep op nietigheid. Geconcludeerd wordt dan ook dat de overeenkomsten bij brief van 19 september 2003 rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd wegens strijd met artikel 1:88 BW. 7.6. Overwogen wordt dat bij de op grond van artikel 1:88 BW vernietigde lease-overeenkomsten hetgeen ter zake van (uitsluitend) die lease-overeenkomsten aan Dexia is betaald, dient te worden gerestitueerd (verminderd met de eventuele door de afnemer genoten opbrengsten zoals dividenden). 7.7. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW wordt in het geval van vernietiging op grond van artikel 1:88 BW afgewezen. Weliswaar draagt ook [eiser1] een eigen verantwoordelijkheid voor de door haar gekozen belegging, maar dat kan er niet toe leiden dat op de restitutieplicht van Dexia naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gekort behoort te worden. Aan artikel 1:89 BW ligt de gedachte ten grondslag dat de partner, c.q. het gezin, beschermd dient te worden tegen verplichtingen als bedoeld in artikel 1:88 BW die zonder toestemming van de ene partner door de ander zijn aangegaan. Hiermee is niet te verenigen dat op de restitutieplicht van Dexia gekort zou worden op grond van omstandigheden die niet aan enige gedraging van die andere partner toegerekend kunnen worden (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721). 7.8. Dexia heeft ter comparitie nog gesteld dat [eisers]. mogelijk misbruik van de bevoegdheid tot vernietiging hebben gemaakt gelet op hun financiële situatie en dat daarom [eisers]. informatie daarover dienen te verstrekken. Dit verweer van Dexia wordt verworpen nu de enkele omstandigheid dat [eisers]. mogelijk vermogend zijn dan wel een hoog inkomen hebben geen misbruik van bevoegdheid oplevert. 7.9. Op de comparitie van 10 mei 2007 is vast komen te staan dat [eisers]. aan Dexia heeft betaald ter zake van: Profit Effect Maandbetaling [nummer] € 2.952,42 Profit Effect Maandbetaling [nummer] € 2.103,11 --------------- Totaal € 5.532,14 Voldoende door Dexia gesteld en onvoldoende door [eisers]. is weersproken dat € 113,94 aan dividenden door [eisers]. is ontvangen en nog niet is verrekend. 7.10. Uit het voorgaande volgt dat Dexia aan [[eisers]. € 5.418,20 ( € 5.532,14 - € 113,94) dient terug te betalen. De wettelijke rente zal worden toegewezen ingaande 4 oktober 2003 nu de in 1.8. genoemde brief van 19 september 2003 moet worden aangemerkt als een ingebrekestelling. 7.11. [eisers]. vorderen een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso)kosten. De kantonrechter hanteert als uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eisers]. stellen wel dat de gevorderde kosten zijn gemaakt, maar laten na een afdoende omschrijving van de verrichtingen te geven, anders dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat vóór de aanvang van het geding geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. Voor dergelijke kosten pleegt het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering al een vergoeding in te sluiten. De kantonrechter zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten daarom afwijzen. 7.12. Gelet op de afloop van het geding wordt Dexia als na te melden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers]. BESLISSING De kantonrechter: In conventie I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd bij brief van 19 september 2003; I. veroordeelt Dexia om aan [eisers]. te betalen € 5.418,20 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2003 tot en met de dag der algehele voldoening; II. veroordeelt Dexia in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers]., tot op heden begroot op: vastrecht: € 196,00 exploitkosten: € 84,31 salaris gemachtigde: € 500,00 --------------- Totaal € 780,31 III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; V. wijst af het meer of anders gevorderde. In reconventie I. wijst de vordering af; II. veroordeelt Dexia in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers]., tot op heden begroot op nihil. Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter